Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En God [34]schiep de grote walvissen, en alle levende [35]wremelende ziel, welke de wateren overvloediglijk voortbrachten, naar haar aard; en alle [36]gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. 34. Zie de aantekening op vs.1. 35. Het Hebr. woord betekent niet alleen het zwemmende gedierte, gelijk hier en Lev.11:46 en Ps.69:35, maar ook wat kruipt op de aarde, of met verheffing der voeten daarop gaat en treedt, gelijk onder vs.24,25,26,28,30 en hfdst.6 vs.20, hfdst.7 vs.8 en Ps.104:20. 36. Hebr. alle vogels des vleugels. Alzo ook Ps.78:27.